De opzetuitsluiting

Elke aansprakelijkheidsverzekering bevat een opzetuitsluiting. Deze komt erop neer dat, wanneer de schade opzettelijk is veroorzaakt door de verzekerde, de schade niet wordt vergoed. Dit staat overigens ook in de wet (artikel 7:952 BW).

Betekenis van de opzetuitsluiting

De term ‘opzet’ geeft van oudsher veel aanleiding tot discussie. Onder de opzetuitsluiting zoals die vroeger werd gehanteerd, diende de dader het oogmerk te hebben op het intreden van de schade. Dit leidde in 1975 tot het bekende Bierglas-arrest (Hoge Raad 30 mei 1975, NJ 1976, 572). Het ging daarbij om een cafébezoeker die uit een café werd verwijderd en die kwaad een bierglas tegen een hek gooide. Glassplinters troffen het oog van een bezoeker, die de dader aansprakelijk stelde. De aansprakelijkheidsverzekeraar van de dader weigerde uit te keren met een beroep op de opzetuitsluiting. De Hoge Raad verwierp dit beroep: hoewel de cafébezoeker het glas opzettelijk had gegooid, hij had de andere bezoeker niet opzettelijk willen raken en had hij dus niet het oogmerk om letsel te veroorzaken. De verzekeraar moest uitkeren.

Naar aanleiding van het Bierglas-arrest werd de opzetuitsluiting aangepast in die zin dat was uitgesloten “schade, die het beoogde of zekere gevolg is van en handelen of nalaten van de verzekerde”. Het opzetbegrip werd daarmee uitgebreid van ‘opzet als oogmerk’ naar ‘opzet met zekerheidsbewustzijn’.

Ook deze clausule volstond in de praktijk niet. Het meest illustratief daarvoor is het veel bekritiseerde arrest Aegon/Van der Linden (Hoge Raad 6 november 1998, NJ 1999, 220). Ook deze zaak speelde zich af in een café. Van der Linden werd in een café ernstig mishandeld door een andere cafébezoeker en raakte als gevolg daarvan blind aan één oog. Aegon, de aansprakelijkheidsverzekeraar van de dader, weigerde uit te keren met een beroep op de opzetclausule. Dit beroep slaagde echter niet, omdat niet was bewezen dat de dader ervan uit had moeten gaan dat Van der Linden door de vechtpartij blind zou kunnen raken. Aegon moest dus uitkeren.

Tegenwoordig is de opzetuitsluiting in aansprakelijkheidsverzekeringen zodanig geformuleerd dat het opzet ‘los staat’ van de schade zoals die is geleden. Voldoende is dat de schade “is veroorzaakt door en/of voortvloeit uit zijn/haar opzettelijk en tegen een persoon of zaak gericht wederrechtelijk handelen”. Het gaat dus om het opzet op het handelen zelf, en niet zozeer op het gevolg daarvan (dus de schade).
De huidige opzetuitsluiting leidt ertoe dat de verzekeraar eerder een beroep daarop toekomt. Niet aangetoond hoeft te worden dat de verzekerde het opzet had om de schade te veroorzaken dan wel dat dit het zekere gevolg was van zijn handelen. Voldoende is dat de verzekerde de handeling zelf opzettelijk heeft gepleegd. Terugvertaald naar de zaak Aegon/Van der Linden, had Aegon zich onder de huidige opzetuitsluiting dus met succes daarop kunnen beroepen.