De Hoge Raad over de mededelingsplicht bij levensverzekering

Hugo Bijleveld   oktober 7, 2017   Reacties staat uit voor De Hoge Raad over de mededelingsplicht bij levensverzekering

De mededelingsplicht bij verzekering

Voor het aangaan van een verzekering dient de aspirant-verzekerde aan de verzekeraar de feiten mede te delen die van belang zijn voor de acceptatiebeslissing van de verzekeraar. Vaak maakt de verzekeraar daarbij gebruik van een vragenlijst.

Maar hoe zit het nu als zich nadat de vragenlijst door de aspirant-verzekerde is ingevuld maar voordat de verzekeraar de aanvraag heeft geaccepteerd, nieuwe feiten voordoen die relevant (kunnen) zijn voor de acceptatiebeslissing? Moeten deze nieuwe feiten alsnog door de aspirant-verzekerde worden gemeld? Over deze vraag heeft de Hoge Raad zich recent uitgesproken.

De casus

Het gaat in deze zaak over een levensvezekering. De ingangsdatum van de levensverzekering is 1 augustus 2011. De echtgenoot van eiseres is medeverzekerde onder polis. Ingevolge de verzekering wordt een bedrag van € 150.000 uitgekeerd bij overlijden van verzekerde voor 1 september 2025. Op 1 augustus 2011 heeft de echtgenoot een gezondheidsverklaring ingevuld. Hierin is vermeld:

“Vermeld al uw klachten, ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn of als u geen arts heeft bezocht. Wanneer na het sluiten van de verzekering blijkt dat één of meer vragen onjuist of onvolledig zijn beantwoord of dat niet alle gevraagde gegevens zijn meegedeeld, kan REAAL de gevolgen inroepen die het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder de artikelen 928-930 en 982-983 van Boek 7 hieraan verbindt, zoals het opzeggen van de verzekering, het weigeren van de uitkering of het beperken van de hoogte van de uitkering.”

Eveneens is vermeld:

“Als uw gezondheidstoestand verandert na het invullen van dit formulier, maar vóórdat de verzekering totstandkomt, dan moet u dit direct aan REAAL doorgeven. Definitieve acceptatie blijkt uit een definitieve acceptatiebevestiging van REAAL of uit een polis of acceptatieblad dat u wordt toegestuurd.”

Op 15 augustus 2011 heeft de echtgenoot zijn huisarts geraadpleegd in verband met slikklachten. De huisarts heeft hem doorverwezen naar een specialist. In de verwijsbrief heeft de huisarts vermeld dat patiënt sinds een half jaar klaagt over retrosternale passageproblemen van het voedsel en inmiddels 4-5 kg is afgevallen. Het onderzoek door de specialist heeft op 13 september 2011 plaatsgevonden. Op 18 september 2011 heeft Reaal het risico voor de overlijdensrisicoverzekering geaccepteerd. De verzekering is met terugwerkende kracht ingegaan per 1 augustus 2011.

Op 29 september 2011 is de diagnose slokdarmkanker gesteld. De echtgenoot is op 17 mei 2012 overleden. Eiseres heeft Reaal verzocht een overlijdensuitkering te doen. Reaal heeft aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens verzocht de rechtmatigheid van de claim te onderzoeken. De Toetsingscommissie heeft geoordeeld dat de echtgenoot jegens de verzekeringsmaatschappij in gebreke is geweest, wegens schending van de spontane mededelingsplicht. Reaal heeft uitkering geweigerd. Eiseres vorderde veroordeling van Reaal tot betaling van € 150.000.

Hoge Raad: mededelingsplicht geschonden

Eiseres betoogt – kort gezegd – dat de echtgenoot bij het invullende van het vragenformulier te goeder trouw was geweest en dat onvoldoende kenbaar voor hem was dat hij daarna alsnog melding had moeten maken van de slikklachten, die waren opgetreden na het invullen van het formulier, maar voor het moment van acceptatie door Reaal. Dit betoog wordt door de Hoge Raad echter niet gevolgd.

De Hoge Raad overweegt dat op grond van het kenbaarheidsvereiste (artikel 7:928 BW) de mededelingsplicht slechts geldt voor die feiten die de verzekeringnemer of de aspirant-verzekerde kent of behoort te kennen, en waarvan hij weet of behoort te begrijpen dat zij relevant (kunnen) zijn voor de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten. Als de verzekeraar in het vragenformulier uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat in de periode tussen het invullen van het vragenformulier en het accepteren van de verzekering mededeling moet worden gedaan van wijziging in de relevante feiten of omstandigheden waarnaar in het formulier wordt gevraagd, dienen, bij de beantwoording van de vraag of de mededelingsplicht in die periode is nagekomen, geen zwaardere eisen te worden gesteld aan het kenbaarheidsvereiste ten aanzien van die feiten en omstandigheden dan bij het invullen van dat formulier. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de verzekeringnemer of de aspirant-verzekerde moet begrijpen dat feiten waarnaar gevraagd wordt voor de verzekeraar van belang (kunnen) zijn bij zijn beslissing over het aangaan van de verzekering. Beslissend is dan ook hoe de verzekeringnemer of de aspirant-verzekerde de aanwijzing om mededeling te doen van gewijzigde feiten of omstandigheden onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs in de context van het gehele vragenformulier heeft behoren op te vatten. Het hof heeft vastgesteld dat Reaal in de gezondheidsverklaring uitdrukkelijk erop heeft gewezen dat wijzigingen in de gezondheidstoestand onmiddellijk aan Reaal moeten worden meegedeeld. Eiseres betoogt dan ook ten onrechte dat het hof voor de periode tussen het invullen van het formulier en de acceptatie zwaardere eisen had moeten stellen aan het kenbaarheidsvereiste dan bij het invullen van dat formulier.

Voor de volledige uitspraak, zie:

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2017:2447