Schending medewerkingsplicht na doorrijden na ongeval

Hugo Bijleveld   april 2, 2020   Reacties staat uit voor Schending medewerkingsplicht na doorrijden na ongeval

Nadat zich een schadegeval heeft voorgeval rust op de verzekerde een medewerkingsplicht. Deze komt erop neer dat de verzekerde het schadevoorval zo spoedig mogelijk aan de verzekeraar dient te melden (artikel 7:941 lid 1 BW) en tevens de verzekeraar binnen redelijke termijn alle informatie dient te verschaffen die nodig is om de uitkeringsplicht te kunnen beoordelen (artikel 7:941 lid 2 BW). Vaak is de medewerkingsplicht ook in de polisvoorwaarden opgenomen en is aan het schenden daarvan de sanctie van verval van recht gekoppeld, zo ook in dit geval. Artikel 7:941 lid 4 BW bepaalt dat de verzekeraar een dergelijke zware sanctie slechts kan bedingen voor het geval hij in een redelijk belang is geschaad.

In deze zaak oordeelde de Geschillencommissie van het KIFID dat de verzekerde zijn medewerkingsplicht had geschonden. Wat was er gebeurd? Verzekerde kwam samen met zijn vrouw, zwager en diens vrouw terug van een concert. Bij het verlaten van het parkeerterrein is verzekerde met vrij hoge snelheid (ten minste 50/60 km/u) tegen een hekwerk aan gereden. Verzekerde heeft na het ongeval de plaats van het ongeval verlaten. Door getuigen is verklaard dat verzekerde onverantwoord rijgedrag heeft vertoond, verward en niet aanspreekbaar was en mogelijk alcohol of drugs had gebruikt. De auto was allrisk verzekerd. De schade aan de auto is vastgesteld op € 32.126 en de schade aan het hekwerk op € 14.686,46.

Verzekeraar heeft dekking geweigerd met een beroep op schending door verzekerde van de medewerkingsplicht. In artikel 3 van de polisvoorwaarden is een uitsluiting opgenomen voor het geval dat de verzekerde kort gezegd (i) onder invloed reed en/of (ii) wordt verdacht van het handelen in strijd met artikel 8 WVW en heeft geweigerd om zich te onderwerpen aan een onderzoek ter vaststelling van het middelengebruik. Door de plaats van het ongeval te verlaten kan niet worden vastgesteld of verzekerde ten tijde van het ongeval onder invloed verkeerde, terwijl daarvoor op basis van getuigenverklaringen wel aanwijzingen bestonden, aldus verzekeraar.

De Commissie laat de dekkingsweigering in stand (bindend advies) en oordeelt dat verzekerde door het verlaten van de plaats van het ongeval niet zijn medewerking heeft verleend waardoor verzekeraar in een redelijk belang is geschaad. Dat belang is daarin gelegen dat door toedoen van verzekerde niet is vastgesteld of verzekerde onder invloed verkeerde, hetgeen indien daarvan inderdaad sprake was (en daar waren aanwijzingen voor) had betekend dat verzekeraar zich had kunnen beroepen op de uitsluiting als opgenomen in artikel 3 van de polisvoorwaarden.

De uitspraak lijkt mij terecht. Nu verzekerde is weggelopen van de plaats van het ongeval komt het voor zijn rekening dat de politie hem niet heeft kunnen controleren op het gebruik van alcohol of drugs. Verzekeraar is daardoor evident in zijn belangen geschaad, omdat daardoor een beroep op de dekkingsuitsluiting als opgenomen in artikel 3 van de polisvoorwaarden niet meer mogelijk is. Dit klemt te meer nu er wel aanwijzingen waren (getuigenverklaringen) dat verzekerde alcohol of drugs had gebruikt.

Uit deze uitspraak wordt duidelijk dat de medewerkingsplicht meer behelst dan alleen het tijdig melden van het schade-evenement en het verstrekken van de beschikbare informatie aan de verzekeraar. Ook indien bepaalde informatie die relevant kan zijn voor de dekking door toedoen van de verzekerde niet (meer) beschikbaar is, zoals in dit geval het alcoholpromillage van verzekerde, kan dit aan de verzekerde worden tegengeworpen.

Link naar de uitspraak:

https://kifiduitspraken.amweb.nl/wp-content/uploads/2020/02/Uitspraak-2020-068-Bindend.pdf