Hoge Raad 24 juni 2016, ECLI:HR:2016:1276
Wanneer op een schadeverzekeringsuitkering een bedrag aan eigen risico is ingehouden, kan de verzekerde proberen om dit eigen risico op de schadeveroorzaker te verhalen. Daarvoor is wel nodig dat de verzekerde volgens de maatstaven van het civiele schadevergoedingsrecht daadwerkelijk schade heeft geleden. Dit is niet vanzelfsprekend het geval, zo blijkt uit een zaak die recent aan de Hoge Raad werd voorgelegd.
De verzekerde in deze zaak is Deere & Co, een producent van landbouwmachines. Naast de loods van Deere bevindt zich een pand van Moramplastics. In dat pand is een brand ontstaan die is overgeslagen naar de loods van Deere. Alle zich in de loods bevindende handelsvoorraad van Deere is door de brand verloren gegaan. De schade is door experts begroot op EUR 10,25 miljoen (grotendeels verkoopwaarde), waarna de verzekeraar van Deere na aftrek van het eigen risico van EUR 2,25 miljoen EUR 8 miljoen heeft uitgekeerd.
Deere tracht vervolgens het eigen risico van EUR 2,25 miljoen te verhalen op Moramplastics. Deere stelt daartoe dat Moramplastics onrechtmatig jegens Deere heeft gehandeld doordat zij de milieuvergunning heeft overtreden en onvoldoende maatregelen heeft getroffen om uitbreiding van de brand te voorkomen. De rechtbank had de vordering van Deere toegewezen, maar het hof wijst deze af. Het hof overweegt dat de schade niet zonder meer gelijk kan worden gesteld met het eigen risico van Deere. Bij de beoordeling van de voor Deere eventueel nog resterende schade na de verzekeringsuitkering zal moeten worden vastgesteld wat de totale omvang van de schade is, waarop het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag in mindering worden gebracht. Bij de beoordeling van de schadeomvang in de verhouding tussen Deere en Moramplastics is niet beslissend de door de verzekeraar van Deere vastgestelde schadeomvang, die op grond van de polis is vastgesteld op de verkoopwaarde. Nu het gaat om handelsvoorraad dient de schade in beginsel te worden begroot op de vervangingskosten, dus de inkoopkosten. Deere zou jegens Moramplastics eventueel ook aanspraak kunnen maken op vergoeding van gederfde winst, indien zij als gevolg van de brand minder goederen heeft kunnen verkopen. Dat is echter niet aan de orde aangezien Deere vervangende handelsvoorraad heeft kunnen inkopen en weer verkopen. Nu de inkoopwaarde EUR 7,5 miljoen bedroeg en de verzekeringsuitkering EUR 8 miljoen, is Deere al volledig gecompenseerd. Voor aanvullende schadevergoeding is dan geen plaats meer, aldus het hof. De Hoge Raad is het hiermee eens en laat de afwijzing van de vordering in stand.
Dit arrest is een bevestiging van vaste rechtspraak die erop neerkomt dat, wanneer het gaat om het begroten van schade, de gedupeerde (in dit geval de verzekerde) zoveel mogelijk in dezelfde toestand dient te worden gebracht als wanneer het schade-toebrengende feit niet had plaatsgevonden. De verzekerde was door de verzekeringsuitkering al in die positie gebracht, omdat, hoewel weliswaar het eigen risico in mindering was gebracht, de verkoopwaarde – dus inclusief gederfde winst – was uitgekeerd terwijl de Deere in werkelijkheid geen winst had gederfd.
Het arrest raakt tevens aan het zogeheten ‘indemniteitsbeginsel’ op grond waarvan de verzekerde niet in een duidelijk voordeliger positie mag geraken als gevolg van de verzekeringsuitkering (artikel 7:960 BW). Betoogd zou kunnen worden dat Deere door de uitkering is bevoordeeld. Kennelijk voorzag de polis in uitkering op basis van verkoopwaarde en hebben experts de schade vervolgens begroot. In dat geval wordt de schadebegroting meestal als een vaststellingsovereenkomst beschouwd en komt de verzekeraar niet langer een beroep toe het idemniteitsbeginsel.